Het imago van de verkoper…

Regelmatig is mij in het verleden op seminars en voordrachten de vraag gesteld : “Hoe komt het toch, dat het beroep van verkoper zo’n slecht imago heeft?”

Aan de juistheid van deze stelling wil ik geen afbreuk doen. Wanneer een zoon tegen zijn vader, die een hoge ambtenaar is bij het ministerie van VROM, vertelt dat hij verkoper wil worden, dan fronsen de wenkbrauwen van vader zich en op licht verwijtende toon wordt de vraag gesteld, waarom het kind niet voor een medische opleiding kiest.

Wanneer een dochter thuis komt met een (nieuwe) vriend en deze voorstelt als vertegenwoordiger van een zeepfabriek, dan heft moeder haar handen in opperste wanhoop ten hemel en vraagt vertwijfelt “Kindje, had je nu niet iemand kunnen vinden, die een echt VAK heeft geleerd?”

Natuurlijk hebben vertegenwoordigers zelf veel bijgedragen tot het imago van het vak: het zijn bijna altijd extraverte figuren, die overal nadrukkelijk aanwezig zijn. Sterke verhalen waren ook niet bevorderlijk voor de gemoedsrust van de toekomstige schoonmoeder.

In plaats van uit te dragen, dat het verkopersvak één van de belangrijkste beroepen in het economisch leven is (geen verkoop, geen handel geen bedrijvigheid!) komen er alsmaar weer de nieuwe negatieve handelingen van verkopers in de publiciteit.

Wanneer een dokter een verkeerde borst of been afzet, komt dat met een heel klein bericht in de krant. Het boek “De dood op de operatietafel” wordt “dood” gezwegen. Over de verboden romances van doktoren en verpleegsters zouden kilometers boek en een onnavolgbare TV soap te schrijven zijn, maar het blijft onder de pet want dokteren zwijgen als het graf.

Maar wanneer een vertegenwoordiger zich tijdens een buitenlandse beurs eens in de deur van een hotelkamer vergist, wordt dat door hem als een grote verovering op de eerstvolgende vertegenwoordigers vergadering verteld, uiteraard met de nodige overdrijvingen.

Waardoor is dit negatieve beeld over vertegenwoordigers nu eigenlijk ontstaan? Naar mijn opvatting, hoe paradoxaal dit ook moge klinken, door de allerbeste verkopers! De verkopers, die zoals de verhalen suggereren, zangzaad voor koekoeksklokken, koelkasten aan eskimo’s en zand voor de kinderzandbak in de Sahara kunnen verkopen.

Maar ook de verkopers van de LegioLease plannen, de time-sharing-appartementen en geweldige financiële transacties, waarmee miljoenen te verdienen zouden zijn. De gedupeerde kopers gaan na hun mislukte aankoop naar een TV rubriek, zoals Radar, Kassa en de Kat in de Zak, die dergelijke zaken –vaak niet ten onrechte – aan de kaak stellen. En wie krijgt de Zwarte Piet? Niet de koper, die veelal door hebzucht gedreven tot de aankoop overging, maar die “gladde verkoper, met zijn mooie praatjes”.

Twee gebeurtenissen, beschreven in de krant en die indirect aanleiding waren tot het schrijven van deze column, vormen het overtuigende bewijs.

“TWENTSE ZAKENVROUW MAAKTE TIENTALLEN SLACHTOFFERS”
Onder deze vier koloms (!) kop met daaronder in dik zwart “VERKOPEN KON ZE!” wordt uitputtend doorgezaagd over het brein achter deze affaires, een 35 jarige Twentse zakenvrouw. “Voor je het wist had ze je iets aangesmeerd, ook al had er je er helemaal niets aan… Verkopen kon ze als de beste!”

Het artikel gaat uitgebreid verder over de 84 (!) gedupeerden, waaronder een politie-inspecteur, die waarschijnlijk al hun ingelegde gelden kwijt zijn. En wie waren of wie was de oorzaak van alle ellende: natuurlijk niet de door hebzucht gedreven klanten, maar de VERKOPER. Een sappig krantenartikel, prachtig om te lezen maar weer dodelijk voor het imago van het VAK VERKOPEN.

De oude Grieken zeiden het 2000 jaar voor Christus al: “QUOD LICET JOVI, NON LICET BOVI” (wat Jupiter mag is aan de runderen niet toegestaan) oftewel vertaald in het Nederlands van twee eeuwen na Christus: wat de doktoren mogen, wordt de verkopers aangerekend!

Auteur: Richte Lommert

Bron: www.verkopersonline.nl